Binnen zorgdomotica wordt al enige tijd gesproken over een derde generatie; de zogenoemde slimme domotica. Denk bijvoorbeeld aan camera’s, sensoren of akoestisch uitluisteren. Hoewel deze domotica-toepassingen intelligent zijn, zijn ze veelal geënt op de achterliggende techniek en niet op de cliënt. Zo zie je vaak one-size-fits-all oplossingen en registreren ze ieder hun eigen data binnen de muren van hun eigen software. Wat betekent dit voor de verdere ontwikkeling van zorgdomotica?
Verschenen op Computable.nl
Laten we eerst even kort terugblikken op de ontwikkeling die zorgdomotica doorstaan heeft. We kennen allemaal wel dat rode koordje in invalidentoiletten. Dit is een goed voorbeeld van een eerste generatie domotica toepassing; een zogenoemde stand-alone oplossing. Het koordje werd vanuit de wc via een vaste kabel doorgetrokken naar ‘de centrale’ waar het meestal werd verbonden aan een afdelingstelefoon. Zo’n installatie was dus een gesloten systeem op grotendeels een eigen infrastructuur.
Deze eerste generatie werd opgevolgd door systemen en infrastructuren die meer van het generieke ip-netwerk gebruik ging maken en dus ip-gebaseerd waren. Daarnaast kwamen er steeds meer technieken die een alarm konden genereren, zoals sensoren, infrarood paaltjes en camera’s. Hoewel deze tweede generatie domotica bedoeld was om de zorg efficiënter te maken, pakte het in de praktijk niet altijd zo uit. Door de forse toename van alarmen lag het risico van alarmmoeheid op de loer. De zorg had wel behoeften aan een alarmeringssysteem, maar niet aan een toename van het aantal alarmen.
Met de komst van de derde generatie domotica werd het fenomeen alarmmoeheid deels verholpen; er werd namelijk intelligentie toegevoegd aan de systemen. Met deze domotica is het mogelijk om regels toe te kennen aan cliënten, waardoor zorgprofessionals per cliënt kunnen bepalen wanneer een alarm nodig is en nog belangrijker; wanneer niet. Als een cliënt bijvoorbeeld iedere nacht zo’n tien minuten haar bed verlaat om naar het toilet te gaan, is het niet nodig om hiervoor een ‘uit bed alarm’ af te geven. Het volstaat om alleen een alarm te laten afgeven als het gedrag afwijkt.
Hiervoor kun je per cliënt bepaalde regels instellen, zoals: als mevrouw ‘s nachts langer dan vijftien minuten uit bed is, dan wil ik een alarm ontvangen. Een algoritme dus. Dit zorgt ervoor dat organisaties de zorg per individu kunnen inrichten. Hierdoor verschuift de nadruk steeds meer van een one-size-fits-all aanpak, wat voornamelijk gebaseerd is op techniek, naar cliëntgerichte zorg en maatwerk.
We kunnen wel stellen dat de derde generatie domotica de grootste impact heeft op de zorg tot nu toe. Dat heeft deze generatie met name te danken aan geavanceerde technieken. Maar toch hebben veel derde generatietoepassingen een overeenkomstig gebrek: ze werken onvoldoende samen. In de praktijk zie je bijvoorbeeld afzonderlijk toezicht via camera, geluid of via sensoren. Deze deelgebieden zorgen gezamenlijk voor het toezicht in een organisatie, maar hebben ieder een eigen systeem naast de al bestaande verpleegoproepsystemen of systemen voor leefcirkels en toegangscontrole. Hierdoor kampen zorgorganisaties met verschillende software, apps en werkwijzen. En dat maakt zorgverleners minder flexibel, want misschien gebruiken ze op een andere locatie weer hele andere systemen. Het gevolg is dat zorgverleners in feite bezig zijn om de techniek te faciliteren en dat mag natuurlijk niet de bedoeling zijn van informatie technologie.
Bovendien ontbreekt hierdoor een compleet overzicht van de cliënt. Alle deelgebieden genereren data, maar het overzicht moet de zorgverlener zelf creëren. In de praktijk zie je oplossingen ontstaan die verschillende systemen en apps koppelen. Maar deze zorgen er enkel voor dat data uitgewisseld wordt, het schetst niet de volledige situatie van een cliënt. En juist dat is cruciaal om maatzorg te kunnen leveren. Kortom: de oplossingen die we tot nu toe zien, passen onvoldoende bij de cliënt centraal visie, waar al lange tijd over geschreven wordt.
Hoe zou zorgdomotica dan wel moeten samenwerken? In de ideale wereld moeten zorgorganisaties verschillende domotica-oplossingen kunnen kiezen die het beste bij de zorgvisie van hun organisatie past. En vervolgens komen al deze verschillende oplossingen samen in één platform of ecosysteem, waarin de individuele cliënt centraal staat. Op deze manier kan iedere domotica-aanbieder datgene leveren waar hij echt goed in is en worden tegelijkertijd alle datastukjes van een cliënt met elkaar verbonden.
Door alle hyperintelligente zorgsystemen die we tegenwoordig gebruiken, waar domotica slechts een onderdeel van is, verzamelen we ongelooflijk veel data. Maar deze data is versnipperd. Pas als we alle datastukjes met elkaar verbinden in een basisplatform, ontstaan er waardevolle verbanden die het mogelijk maken om de zorg per individu een stuk proactiever in te richten. En dat zouden we moeten realiseren met de vierde generatie zorgdomotica.
Hiervoor is het wel noodzakelijk dat zorgorganisaties een standaard kiezen met een basisplatform. En de taak van domotica-aanbieders is het creëren van een bepaalde mate van openheid in hun systemen op basis van standaarden. Misschien moet er wel een soort standaard of blauwdruk komen zoals je dat veelal ziet bij het ECD.
Pas als we integraal gaan werken met hulp van een basisplatform, gaan we de zorg écht rondom de cliënt organiseren en maken we uiteindelijk ook de weg vrij voor de vijfde generatie zorgdomotica; de zelflerende datagedreven systemen.